Slijphulpmiddelen voor fijn slijpen

Individuele vereisten oplossen

Veel vermalingsopgaven op het gebied van mechanische procestechniek kunnen succesvol worden opgelost met verschillende molentypen en hun specifieke spanningsmechanismen. Er zijn echter bepaalde toepassingen waarbij conventionele laboratoriummolens hun grenzen bereiken, zelfs met uitgebreide accessoires.

Een bijzondere uitdaging vormt het versnipperen van materialen die nog vocht bevatten, maar niet gedroogd kunnen worden. Ook grondstoffen die olie en vet bevatten, maar ook zachte of elastische monsters, vormen vaak een probleem. Nat malen is vaak noodzakelijk, vooral bij zeer fijn malen – bijvoorbeeld om ultrafijne poeders te produceren door middel van een hoge energie-input.

In dergelijke gevallen moet het gebruik van slijphulpmiddelen worden overwogen. Dit zijn additieven die chemische of fysische processen tijdens het maalproces kunnen activeren, versnellen of verbeteren.
Het is belangrijk dat deze toevoegingen de daaropvolgende analyse of verdere verwerking niet negatief beïnvloeden. Daarom is het altijd noodzakelijk om zorgvuldig te testen voordat u het gebruikt bij de monsterbereiding.

Soorten slijphulpmiddelen

Maalhulpmiddelen worden onderscheiden op basis van hun aggregatietoestand:

  • Vaste additieven (bijv. poeder, korrels, pellets) – om vet en/of vocht te binden
  • Vloeibare additieven (bijv. water, alcoholen, benzine) – om agglomeraten te voorkomen
  • Gasvormige additieven (bijv. inerte gassen, gekoelde lucht) – voor temperatuurregeling en reactiepreventie
  • Aanvullend: Temperen – bijv. B. Koelen met vloeibare stikstof of verwarmen om de eigenschappen van het monster specifiek te veranderen

Vaste additieven

Bij het voorbereiden van monsters voor röntgenfluorescentieanalyse is het gebruikelijk om analyse-neutrale pellets – zoals granulaten – te gebruiken tijdens het vermalen in planetaire kogelmolens of trilschijvenmolens. B. Spectromelt op basis van cellulose. Wanneer ze in de juiste mengverhouding worden gebruikt, verbeteren ze het vermalingseffect en voorkomen ze dat het materiaal in de maalbeker aan elkaar plakt. Bovendien kunnen ze dienen als bindmiddel in een volgend pelletiseringsproces.

Een ander voorbeeld is natriumsulfaat, dat wordt gebruikt bij de verwerking van insecten, kleine zeedieren of vochtige grond. Het bindt specifiek vet en vocht, waarvan vervolgens het gehalte bepaald moet worden. Het malen gebeurt gewoonlijk in mortelmolens en zorgt voor de volledige recuperatie van het gemalen materiaal.

Vloeibare additieven

Petroleumether wordt vaak gebruikt bij de verwerking van oliehoudende zaden zoals koolzaad, sojabonen of mosterdzaad in kogel- of vijzelmolens. Dit zorgt voor een betere homogenisatie en dient als extractievloeistof voor de daaropvolgende oliegehaltebepaling.

In sectoren als de keramische industrie, poedermetallurgie of mineralogie, waar ultrafijne maalproducten nodig zijn, is nat slijpen vaak noodzakelijk. Water of isopropanol worden hoofdzakelijk gebruikt als dispergeermiddelen, meestal in kogel- of mortiermolens.

Gasvormige additieven

Door gerichte ventilatie van een versnippersysteem – bijvoorbeeld door middel van een cycloonafscheider of filtersysteem – kan de wrijvingswarmte effectief worden afgevoerd. Hierdoor wordt overmatige verhitting van het te vermalen materiaal voorkomen en tegelijkertijd de doorvoersnelheid verhoogd.

Daarnaast kan het nuttig zijn om tijdens het maalproces te begassen met inerte gassen, zoals stikstof of argon. Het voorkomt dat reactieve deeltjes reageren met de zuurstof in de lucht en beschermt zo bijvoorbeeld tegen ongewenste oxidatieprocessen.